De Salduz Wet

De Salduz Wet werd op 5 september 2011 gepubliceerd in het Staatsblad en werd van kracht op 1 januari 2012. Deze wet voorziet onder andere in nieuwe regels met betrekking tot het verhoor, voorafgaand overleg met een advocaat, bijstand door een advocaat tijdens het verhoor, recht op contact met een vertrouwenspersoon, nieuwe regels met betrekking tot plaatsbezoek,… Een paar heel concrete elementen uit de wet zijn onder andere het feit dat een verdachte die van zijn vrijheid beroofd is de gelegenheid heeft 30 minuten te overleggen met zijn advocaat vooraleer hij een verklaring aflegt aan de politie. Tijdens het daaropvolgende verhoor blijft de advocaat aanwezig maar mag niet tussenkomen. Het politieverhoor kan worden onderbroken voor een bijkomend overleg van 15 minuten. Hier vind u de volledige tekst van de Salduz Wet: ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : 13 AUGUSTUS 2011. – Wet tot wijziging van het Wetboek van strafvordering en van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, om aan elkeen die wordt verhoord en aan elkeen wiens vrijheid wordt benomen rechten te verlenen, waaronder het recht om een advocaat te raadplegen en door hem te worden bijgestaan (aangehaald als : wet Salduz) HOOFDSTUK 1. – Algemene bepaling Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK 2. – Wijzigingen van het Wetboek van strafvordering Art. 2. In artikel 47bis van het Wetboek van strafvordering, ingevoegd bij de wet van 12 maart 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° De inleidende zin en punt 1. worden vervangen door wat volgt : ” § 1. Bij het verhoren van personen, ongeacht in welke hoedanigheid zij worden verhoord, worden tenminste de volgende regels in acht genomen : 1. Ieder verhoor begint met de beknopte mededeling van de feiten waarover de ondervraagde persoon zal worden verhoord en de mededeling aan de ondervraagde persoon dat : a) hij kan vragen dat alle vragen die hem worden gesteld en alle antwoorden die hij geeft, worden genoteerd in de gebruikte bewoordingen; b) hij kan vragen dat een bepaalde opsporingshandeling wordt verricht of een bepaald verhoor wordt afgenomen; c) zijn verklaringen als bewijs in rechte kunnen worden gebruikt; d) hij niet verplicht kan worden zichzelf te beschuldigen. Al deze elementen worden nauwkeurig in het proces-verbaal van verhoor opgenomen. “; 2° Het artikel wordt aangevuld met de §§ 2 tot 7, luidende : ” § 2. Onverminderd § 1, wordt, vooraleer wordt overgegaan tot het verhoor van een persoon aangaande misdrijven die hem ten laste kunnen worden gelegd, aan de te ondervragen persoon op beknopte wijze kennis gegeven van de feiten waarover hij zal worden verhoord en wordt hem meegedeeld dat : 1° hij niet verplicht kan worden zichzelf te beschuldigen; 2° hij de keuze heeft na bekendmaking van zijn identiteit om een verklaring af te leggen, te antwoorden op de hem gestelde vragen of te zwijgen; 3° hij het recht heeft om vóór het eerste verhoor een vertrouwelijk overleg te hebben met een advocaat naar keuze of een hem toegewezen advocaat, in zoverre de feiten die hem ten laste kunnen worden gelegd een misdrijf betreffen waarvan de straf aanleiding kan geven tot het verlenen van een bevel tot aanhouding, met uitzondering van de in artikel 138, 6°, 6°bis en 6°ter, bedoelde wanbedrijven. Indien de te ondervragen persoon over onvoldoende inkomsten beschikt, zijn de artikelen 508/13 tot 508/18 van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de toekenning van de gedeeltelijke of volledige kosteloosheid van de juridische tweedelijnsbijstand onverminderd van toepassing. Alleen de meerderjarige te ondervragen persoon kan vrijwillig en weloverwogen afstand doen van het in het eerste lid, 3°, bedoelde recht. Hij moet de afstand schriftelijk doen, in een door hem gedateerd en ondertekend document. Indien het eerste verhoor op schriftelijke uitnodiging geschiedt, kunnen de in het eerste lid, 1°, 2° en 3° vermelde rechten, evenals de beknopte mededeling van de feiten waarover de te ondervragen persoon zal worden verhoord, reeds ter kennis gebracht worden in deze uitnodiging waarvan een kopie gevoegd wordt bij het proces-verbaal van verhoor. In dat geval wordt de betrokkene geacht een advocaat te hebben geraadpleegd alvorens zich aan te bieden voor het verhoor. Indien het verhoor niet op uitnodiging geschiedt of indien bij de uitnodiging de in het vierde lid bepaalde elementen niet zijn vermeld, kan het verhoor op verzoek van de te ondervragen persoon eenmalig worden uitgesteld, teneinde hem de gelegenheid te geven een advocaat te raadplegen. Al deze elementen worden nauwkeurig opgenomen in een proces-verbaal. § 3. Onverminderd de §§ 1 en 2, eerste lid, 1° en 2°, wordt aan eenieder die van zijn vrijheid beroofd is overeenkomstig de artikelen 1, 2, 3, 15bis en 16 van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis meegedeeld dat hij de rechten geniet die worden opgesomd in de artikelen 2bis, 15bis en 16 van dezelfde wet. § 4. Aan de in §§ 2 en 3 bedoelde personen wordt voor het eerste verhoor een schriftelijke verklaring van de in de §§ 2 en 3 bedoelde rechten overhandigd. De vorm en inhoud van deze verklaring van rechten worden door de Koning bepaald. § 5. Indien tijdens het verhoor van een persoon, die aanvankelijk niet als verdachte werd beschouwd, blijkt dat er elementen zijn die laten vermoeden dat hem feiten ten laste kunnen worden gelegd, dan wordt hij ingelicht over de rechten die hij heeft ingevolge § 2 en, in voorkomend geval, § 3 en wordt hem de in § 4 bedoelde schriftelijke verklaring overhandigd. § 6. Tegen een persoon kan geen veroordeling worden uitgesproken die enkel gegrond is op verklaringen die hij heeft afgelegd in strijd met de §§ 2, 3 en 5 met uitsluiting van § 4, wat betreft het voorafgaandelijk vertrouwelijk overleg of de bijstand door een advocaat tijdens het verhoor. § 7. Onverminderd de rechten van verdediging is de advocaat verplicht tot geheimhouding van de informatie waarvan hij kennis krijgt door het verlenen van bijstand tijdens de verhoren zoals bepaald in de artikelen 2bis, § 2, en 16, § 2, van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis. Hij die de geheimhoudingsplicht schendt, wordt gestraft met de bij artikel 458 van het Strafwetboek bepaalde straffen. ” Art. 3. Artikel 62 van hetzelfde Wetboek, wordt aangevuld met twee leden, luidende : ” Wanneer het plaatsbezoek georganiseerd wordt met het oog op de reconstructie van de feiten, laat de onderzoeksrechter zich eveneens vergezellen door de verdachte, de burgerlijke partij en hun advocaten. Onverminderd de rechten van verdediging, is de advocaat verplicht tot geheimhouding van de informatie waarvan hij kennis krijgt door het bijwonen van het plaatsbezoek met het oog op de reconstructie van de feiten. Hij die de geheimhoudingsplicht schendt, wordt gestraft met de bij artikel 458 van het Strafwetboek bepaalde straffen. ” HOOFDSTUK 3. – Wijzigingen van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis Art. 4. Titel I, hoofdstuk I van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis wordt aangevuld met een artikel 2bis, luidende : ” Art. 2bis. § 1. Eenieder die van zijn vrijheid is beroofd overeenkomstig de artikelen 1 of 2 of ter uitvoering van een in artikel 3 bedoeld bevel tot medebrenging heeft vanaf dat ogenblik en vóór het eerstvolgende verhoor door de politiediensten, of bij gebrek hieraan door de procureur des Konings of de onderzoeksrechter, het recht om vertrouwelijk overleg te plegen met een advocaat naar keuze. Indien hij geen advocaat gekozen heeft of indien de advocaat verhinderd is, wordt contact opgenomen met de permanentiedienst die wordt georganiseerd door de Orde van Vlaamse balies en de ” Ordre des barreaux francophones et germanophone “, of bij gebrek hieraan door de stafhouder van de Orde of zijn gemachtigde. Indien de te ondervragen persoon over onvoldoende inkomsten beschikt, zijn de artikelen 508/13 tot 508/18 van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de toekenning van de gedeeltelijke of volledige kosteloosheid van de juridische tweedelijnsbijstand onverminderd van toepassing. Vanaf het contact met de gekozen advocaat of de permanentiedienst, dient het vertrouwelijk overleg met de advocaat binnen twee uren plaats te vinden. Na het vertrouwelijk overleg, dat maximaal dertig minuten duurt, kan het verhoor aanvangen. Indien het geplande vertrouwelijke overleg niet binnen twee uren heeft plaatsgevonden, vindt alsnog een telefonisch vertrouwelijk overleg met de permanentiedienst plaats, waarna het verhoor kan aanvangen. Enkel na vertrouwelijk telefonisch contact met de permanentiedienst, kan de betrokken meerderjarige na vrijheidsbeneming vrijwillig en weloverwogen afstand doen van het recht op vertrouwelijk overleg met een advocaat. De te ondervragen persoon doet schriftelijk afstand in een door hem gedateerd en ondertekend document. Minderjarigen kunnen geen afstand doen van dit recht. Al deze elementen worden nauwkeurig opgenomen in een proces-verbaal. § 2. De betrokken persoon heeft recht op bijstand door zijn advocaat tijdens de verhoren die plaatsvinden binnen de bij de artikelen 1, 1°, 2, 12 of 15bis bedoelde termijnen. De advocaat kan aanwezig zijn tijdens het verhoor, dat evenwel reeds een aanvang genomen kan hebben overeenkomstig de bepalingen van § 1, derde en vierde lid. De bijstand van de advocaat heeft uitsluitend tot doel toezicht mogelijk te maken op : 1° de eerbiediging van het recht zichzelf niet te beschuldigen en de keuzevrijheid om een verklaring af te leggen, te antwoorden op de gestelde vragen of te zwijgen; 2° de wijze waarop de ondervraagde persoon tijdens het verhoor wordt behandeld, inzonderheid op het al dan niet kennelijk uitoefenen van ongeoorloofde druk of dwang; 3° de kennisgeving van de in artikel 47bis van het Wetboek van strafvordering bedoelde rechten van verdediging en de regelmatigheid van het verhoor. De advocaat kan onmiddellijk in het proces-verbaal van het verhoor melding laten maken van de schendingen van de in het derde lid, 1°, 2° en 3° vermelde rechten die hij meent te hebben vastgesteld. Het verhoor wordt gedurende maximaal vijftien minuten onderbroken met het oog op bijkomend vertrouwelijk overleg, hetzij eenmalig op verzoek van de ondervraagde persoon zelf of op verzoek van zijn advocaat, hetzij bij het aan het licht komen van nieuwe strafbare feiten die niet in verband staan met de feiten die hem overeenkomstig artikel 47bis, § 2, eerste lid, van het Wetboek van strafvordering ter kennis werden gebracht. Alleen de meerderjarige ondervraagde persoon kan vrijwillig en weloverwogen afstand doen van de bijstand van een advocaat tijdens het verhoor. Hiervan wordt melding gemaakt in het document bedoeld in het in § 1, vijfde lid, bedoelde document of in het proces-verbaal van het verhoor. § 3. Eenieder die van zijn vrijheid is beroofd overeenkomstig de artikelen 1, 2 of 3, heeft het recht dat een vertrouwenspersoon over zijn aanhouding wordt ingelicht door de ondervrager of een door hem aangewezen persoon, via het meest geschikte communicatiemiddel. Als er ernstige redenen bestaan om te vrezen dat men door deze inlichting zou pogen bewijzen te laten verdwijnen, dat de betrokkene zich zou verstaan met derden of zich aan het optreden van het gerecht zou onttrekken, kan de procureur des Konings of de met het dossier belaste onderzoeksrechter bij een met redenen omklede beslissing deze inlichting uitstellen voor de duur die noodzakelijk is om de belangen van het onderzoek te beschermen. § 4. Eenieder die van zijn vrijheid is beroofd overeenkomstig de artikelen 1, 2 of 3, heeft recht op medische bijstand. Onverminderd het in het eerste lid bepaald recht, heeft deze persoon subsidiair het recht een onderzoek door een arts naar keuze te vragen. De kosten voor dit laatste onderzoek vallen te zijnen laste. § 5. In het licht van de bijzondere omstandigheden van de zaak en voor zover er dwingende redenen zijn, kan de procureur des Konings of de gelaste onderzoeksrechter uitzonderlijk, bij een met redenen omklede beslissing, afwijken van de in de §§ 1 en 2 bepaalde rechten. ” Art. 5. In dezelfde wet wordt in titel I een hoofdstuk II/1 ingevoegd, luidende : ” Het bevel tot verlenging “. Art. 6. In hoofdstuk II/1, ingevoegd bij artikel 5, wordt een artikel 15bis ingevoegd, luidende : ” Art. 15bis. De onderzoeksrechter, die handelt op vordering van de procureur des Konings of ambtshalve optreedt, kan een bevel verlenen tot verlenging van de in artikel 1, 1° of artikel 2 bedoelde termijnen. De vrijheidsbeneming die het gevolg is van dat bevel mag in geen geval langer duren dan vierentwintig uur te rekenen vanaf de betekening van het bevel. Het bevel is met redenen omkleed en kan slechts eenmaal verleend worden. Het vermeldt de gegevens die het ingaan van een nieuwe termijn verantwoorden, te weten : 1° de ernstige aanwijzingen van schuld aan een misdaad of een wanbedrijf; 2° de bijzondere omstandigheden van het voorliggende geval. Het wordt aan de betrokkene betekend binnen een termijn van vierentwintig uren. Die termijn gaat in op het tijdstip dat wordt bepaald door artikel 1, 2° of 3°, of door artikel 2, 5°. Bij gebrek aan een regelmatige betekening binnen de termijn die de wet bepaalt, wordt de persoon vrijgelaten. Het bevel tot verlenging wordt onmiddellijk meegedeeld aan de procureur des Konings. Er kan geen rechtsmiddel tegen worden ingesteld. Tijdens de nieuwe periode van vierentwintig uur heeft de persoon het recht gedurende dertig minuten vertrouwelijk overleg te plegen met zijn advocaat. ” Art. 7. In artikel 16 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 23 januari en 10 april 2003, 31 mei 2005 en 20 juli 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In § 2 worden tussen het eerste en het tweede lid, drie leden ingevoegd, luidende : ” De verdachte heeft recht op bijstand van zijn advocaat tijdens de ondervraging. Alleen de meerderjarige verdachte kan hiervan vrijwillig en weloverwogen afstand doen. De onderzoeksrechter maakt melding van deze afstand in het proces-verbaal van het verhoor. De advocaat mag opmerkingen formuleren overeenkomstig artikel 2bis, § 2, vierde lid. De onderzoeksrechter verwittigt de advocaat tijdig van de plaats en het uur van de ondervraging die hij kan bijwonen. De ondervraging kan op het voorziene uur aanvangen, zelfs indien de advocaat nog niet aanwezig is. Als de advocaat ter plaatse komt, woont hij het verhoor bij. “; 2° In § 2 wordt in het tweede lid, dat het vijfde lid wordt, de eerste zin vervangen door de volgende zin : ” De onderzoeksrechter moet de verdachte eveneens meedelen dat tegen hem een aanhoudingsbevel kan worden uitgevaardigd en hij moet zijn opmerkingen en, in voorkomend geval, die van zijn advocaat ter zake horen. “; 3° Paragraaf 4 wordt vervangen door wat volgt : ” § 4. Indien de verdachte nog geen advocaat heeft, herinnert de onderzoeksrechter hem eraan dat hij het recht heeft een advocaat te kiezen en verwittigt hij de stafhouder van de Orde of diens gemachtigde. Van die formaliteiten wordt melding gemaakt in het proces-verbaal van verhoor. ” Art. 8. In artikel 18 van dezelfde wet wordt § 1, eerste lid, vervangen door wat volgt : ” § 1. Het bevel tot aanhouding wordt aan de verdachte betekend binnen een termijn van vierentwintig uur. Deze termijn gaat in hetzij op het tijdstip dat wordt bepaald door artikel 1, 2°, of 3°, of door artikel 2, 5°, hetzij, wanneer het bevel tot aanhouding is uitgevaardigd tegen een verdachte die van zijn vrijheid is beroofd op grond van een bevel tot medebrenging of op grond van een bevel tot verlenging, op het tijdstip van de betekening van dit bevel. ” Art. 9. In artikel 20 van dezelfde wet wordt § 1, gewijzigd bij de wet van 12 januari 2005, vervangen door wat volgt : ” § 1. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 2bis, 15bis en 16, kan de verdachte onmiddellijk na zijn eerste verhoor door de onderzoeksrechter vrij verkeer hebben met zijn advocaat. ” HOOFDSTUK 4. – Inwerkingtreding Art. 10. De Koning bepaalt de datum waarop deze wet of sommige van de erin vervatte bepalingen in werking treden. Deze wet treedt uiterlijk op 1 januari 2012 in werking. Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met ‘s Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt. Gegeven te Nice, 13 augustus 2011. ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK Met ‘s Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK Bron: http://www.ejustice.just.fgov.be/cgi_loi/loi_a.pl?N=&sql=%28text+contains+%28%27%27%29%29&language=nl&rech=1&tri=dd+AS+RANK&value=&table_name=wet&cn=2011081313&caller=image_a1&fromtab=wet&la=N